In een gesprek is het belangrijk dat je op tijd van beurt wisselt. Het is niet beleefd om door iemand heen te praten wanneer diegene nog niet is uitgesproken. Maar ook wanneer iemand (te) lang stil blijft in reactie op een vraag, is dat ongemakkelijk.
Uit eerder onderzoek weten we dat kinderen zonder TOS al vanaf 2 jaar oud kunnen voorspellen wanneer iemand aan de beurt is om te gaan praten. Tweejarigen begrijpen dus al hoe een gesprek verloopt. Tweejarigen voorspellen ook meer beurtwisselingen voor vraagzinnen dan voor niet-vraagzinnen.
In het huidige project hebben we onderzocht of kinderen met een taalontwikkelingsstoornis (TOS) ook voorspellen hoe een gesprek verloopt. En of zij ook meer beurtwisselingen voorspellen voor vraagzinnen dan voor niet-vraagzinnen.
Achtergrond
Onderzoek laat zien dat mensen snel van sprekersbeurt wisselen: gemiddeld zit er tussen twee beurten een stilte van maar 200 milliseconden. Dit is heel kort als je je bedenkt dat het ongeveer 600 milliseconden kost om een antwoord te formuleren.
Dit betekent dat we als luisteraars al bezig zijn met het formuleren en plannen van een antwoord terwijl de ander nog aan het praten is (zie bovenste plaatje afbeelding 1).
Wanneer je als luisteraar het antwoord pas bedenkt op het moment dat de ander stopt met praten, valt er een lange stilte: je hebt immers nog 600 milliseconden nodig om je antwoord te formuleren. Zo’n lange stilte is ongemakkelijk (zie onderste plaatje afbeelding 1).
Taal helpt met voorspellen
Taal en de volgorde van zinnen kunnen helpen met voorspellen. Zo verwacht je na een vraag een antwoord. In het Nederlands beginnen vraagzinnen vaak met een werkwoord (Ga je mee naar huis?). Als een zin geen vraag is, komt het werkwoord later in de zin (Je gaat mee naar huis). Dit betekent dat je als luisteraar al heel snel (na het eerste woord) kan bepalen of er een vraag gesteld wordt of niet. Hierdoor kun je al voorspellen dat er een vraag wordt gesteld en al vroeg beginnen met het formuleren van een antwoord.
Kinderen met TOS en het voorspellen van taal
Voor jonge kinderen met TOS kan het voorspellen van beurtwisselingen moeilijk zijn omdat zij misschien het verschil tussen vraagzinnen (werkwoord op de eerste zinsplaats) en niet vraagzinnen (werkwoord op een andere zinsplek) nog niet begrijpen.
Als jonge kinderen met TOS het verschil tussen vraagzinnen en niet-vraagzinnen (nog) niet kennen, dan kunnen ze deze informatie ook niet gebruiken om beurtwisselingen te voorspellen.
De studie
Aan deze studie hebben 24 kinderen met een vermoeden van TOS en 24 kinderen zonder TOS meegedaan. Alle kinderen waren tussen de 3 en 4 jaar oud. Kinderen keken naar filmpjes waarin twee poppetjes met elkaar in gesprek waren.
Terwijl kinderen naar de filmpjes keken, volgden we hun oogbewegingen om te zien of ze meer beurtwisselingen voorspellen voor vraagzinnen dan niet vraagzinnen. Het filmpje hiernaast laat zien hoe dit eruitziet. De blauwe punten zijn de oogbewegingen van een collega die het filmpje bekijkt. Aan de grootte van de blauwe stippen kunnen we zien hoe lang er naar een punt is gekeken.
De uitkomsten
De resultaten laten zien dat beide groepen kinderen meer beurtwisselingen voorspellen voor vraagzinnen zoals moet je hem nog eten geven? dan voor niet-vraagzinnen zoals ze eten graag wortels.
Dit verschil is goed te zien in de grafiek hiernaast. Op de verticale as wordt het aantal voorspelde beurtwisselingen getoond. Hoe hoger, hoe meer beurtwisselingen kinderen voorspellen. De blauwe lijn laat het aantal beurtwisselingen voor vraagzinnen zien (links voor kinderen met een vermoeden voor TOS, rechts voor kinderen zonder TOS). De roze lijn laat het aantal beurtwisselingen voor niet-vraagzinnen zien. Voor beide groepen geldt dat de blauwe lijn boven de roze lijn ligt. Dit betekent dat kinderen meer beurtwisselingen voorspellen voor vragen dan voor niet-vragen.
Conclusie
We zien geen verschil is het voorspellen van beurtwisselingen bij driejarige kinderen met en zonder een vermoeden van TOS. Dat is goed nieuws. Beide groepen kinderen begrijpen dat er een verschil is tussen vraagzinnen en niet-vraagzinnen. Ze begrijpen ook dat er na een vraag een antwoord moet komen en gebruiken dit om beurtwisselingen in een gesprek te voorspellen.
Wanneer kinderen met een vermoeden van TOS toch moeite hebben met beurtwisselen dan ligt dit waarschijnlijk dus niet aan hun taalbegrip of hun vermogen om te plannen wanneer het hun beurt is om te spreken. Waarschijnlijk hebben ze dan moeite met het formuleren van een antwoord (taalproductie).